Het is bijna zover. Over een week beginnen mijn dochter en haar klasgenootjes aan het avontuur: de middelbare school. Met een prachtig optreden van hun musical kwam er eind hun basisschoolcarrière en raken ze versplinterd over Hoorn en omgeving.
Dat geldt ook voor de ouders. Zo welkom als ze waren op de basisschool, zo is het niet echt de bedoeling dat je al te aanwezig bent op de ‘grote school’.
Zelf heb ik ook op een middelbare school gewerkt als kersverse wiskundeleraar in opleiding. Toch kwamen ouders nog wel eens verhaal halen als ze het idee hadden dat er iets niet goed ging in de wiskundige ontwikkeling van hun kind.
Meestal, als ik met anderen sprak over het feit dat ik wiskunde gaf, was de reactie: “Wiskunde, daar snapte ik helemaal niets van.” Helaas heb ik het ook niet voor elkaar gekregen dat de ‘meeste’ kinderen het ‘meeste’ aan het eind van het semester wel snapten.
Op een of andere manier lijkt het nog steeds heel lastig om niet-wiskundigen te overtuigen wat het ‘nut’ van wiskunde is. Of, bij jongere kinderen, wat het nut van leren rekenen is.
Mijn mening is dat als de vaardigheid rekenen geen drempel meer is, je meer tijd hebt om je gezond verstand te ontwikkelen. Hier volgt een voorbeeld:
Tegenover de school als wiskundeleraar werkte, liep ik regelmatig naar het bakkertje om de hoek voor een broodje of een lekkere snack. Buiten stond een bord met de aanbieding van de dag of van de week.
Ditmaal las ik:
[6 bruine bollen voor €1,20]
“Gaan we doen“, dacht ik. Ook een paar bollen voor thuis.
Eenmaal in de winkel: “Doet u mij maar zes bruine bollen.”
De vrouw keek in de bollenbak en telde er nog maar vijf. Het waren de laatste bollen. Toen was er enige verwarring bij haar. “Ik heb er nog vijf”, zei ze.
“Vijf is ook goed hoor.” Maar dat ging er bij haar niet in. De aanbieding gold immers alleen voor zes bollen.
De wiskundeleraar die ik was: “Dan rekenen we die toch om? Een euro twintig gedeeld door zes is twintig cent.”
De rekensom was nog niet helemaal ingedaald, en ze had ondertussen op haar rekenmachine al een andere som gemaakt: de originele prijs van één bol is €0,30. En vijf keer 30 cent is €1,50.
“Dat is dan één euro vijftig.”
“??????”
Zes bollen voor €1,20 en vijf bollen voor €1,50. Krijg ik nou minder bollen voor een hogere prijs?
“Dan doe ik het niet”, zei ik. En daar stemde ze mee in.